De toekomst; wet VBAR
Net als de wet DBA heeft de wet VBAR dus als doel schijnzelfstandigheid te voorkomen en meer duidelijkheid te creëren over wanneer iemand zzp’er of juist werknemer is.
De eerste – en oude– versie van de wet werd in oktober 2023 voorgesteld door de ex-minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) Van Gennip. Dit voorstel bevatte onderstaande criteria (Bureau Ad Interim, 2023):
- A. Wordt gezag uitgeoefend op de werkende? Dit houdt in dat de persoon werkinhoudelijk wordt aangestuurd. Dus als de werkende instructies krijgt en er toezicht op hun werkzaamheden wordt gehouden.
- B. Zijn de werkzaamheden die worden uitgevoerd ingebed in de organisatie? Er is sprake van inbedding indien de werkzaamheden een kernactiviteit zijn, structureel zijn en zij-aan-zij worden verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden uitvoeren.
Als op zowel A als B ‘nee’ wordt geantwoord, dan is er sprake van zzp-schap. Als op A of B ‘ja’ wordt geantwoord, dan moet worden gekeken naar criterium C.
- C. Wordt de arbeid van eigen risico en rekening verricht? Liggen de financiële risico’s van de werkzaamheden bij de werkende? Is de werkende verantwoordelijk voor behaalde resultaten? Is de werkende maar voor een beperkte periode/beperkte uren in de week werkzaam voor de opdracht?
Is het antwoord ‘ja’ en wegen deze factoren zwaarder dan A en B, dan is er sprake van zzp-schap. Wegen A en B samen even zwaar als C? Dan moet naar extra criteria gekeken worden (C+).
- C+. Hoeveel opdrachtgevers zijn er in een jaar, wordt tijd en geld geïnvesteerd om opdrachten binnen te halen etc.
Tenslotte zou volgens het wetsvoorstel bij een zzp-tarief van 32,24 euro of lager een rechtsvermoeden gelden dat er sprake is van loondienst en geen zzp-schap. Ook volgens deze wet zullen er financiële consequenties gelden voor het verkeerd beoordelen van de arbeidsrelatie.
Het plan was dat deze wet op 1 januari 2025 van start zou gaan, maar het wetsvoorstel kreeg veel kritiek van verschillende partijen. Er kwamen maar liefst 1.100 reacties op het internetconsult. Er was vooral kritiek op de manier waarop gezag en inbedding waren gedefinieerd. Daarom concludeerde Van Gennip dat er eerst aanpassingen moesten worden gemaakt aan het voorstel, en is de beoogde startdatum van de wet uitgesteld naar 1 januari 2026 (Baltesen, 2024).
In het hoofdlijnenakkoord van mei 2024 stond dat de wetsbehandeling van de wet VBAR wel zal worden voortgezet (Kabinetsformatie 2023, 2024) en dus werd begin juli 2024 een aangepaste versie van het wetvoorstel gepubliceerd (Overheid.nl, 2024). Het aangepaste wetsvoorstel maakt expliciet dat in eerste instantie naar het werk en de organisatie waar het werk wordt uitgevoerd moet worden gekeken. Alleen in specifieke gevallen moet naar de persoon die het werk doet worden gekeken.
De criteria worden als volgt doorlopen: er wordt beoordeeld of er indicaties zijn van werknemerschap. Is er sprake van gezag en embedding? Zo nee, dan is er sprake van zzp-schap. Zo ja, dan wordt gekeken of er indicaties van zzp-schap zijn en worden de indicaties van werknemerschap en zzp-schap tegen elkaar opgewogen. De indicaties die het zwaarst wegen bepalen welke arbeidsrelatie geldt. Als ze even zwaar wegen, dan wordt naar de persoon gekeken en of diegene bijvoorbeeld meerdere opdrachten heeft en structureel als zzp’er werkt (ZiPredactie, 2024a). Onderstaand stromingsschema van ZiPconomy (2024a) verduidelijkt het proces dat moet worden doorlopen.
Gemaakt door ZiPconomy (2024a), zie het oorspronkelijke artikel met doorstroomschema.
Tenslotte blijft het rechtsvermoeden dat er sprake is van werknemerschap bij een tarief van lager dan 32,24 euro behouden in het vernieuwde voorstel.
Deze aangepaste conceptversie van het wetsvoorstel ligt op het moment van schrijven (24 juli 2024) bij de Raad van State en die gaat advies geven over het voorstel. Aan de hand hiervan kan – de nieuwe – minister Van Hijum aanpassingen maken.